Er worden nu afspraken gemaakt over het basisniveau van een universitair docent. In het verleden was puur het feit dat iemand gepromoveerd was voldoende om voor een collegezaal te staan. Als wetenschappelijk personeel van de universiteit werd je geacht naast je onderzoek ook onderwijs te geven maar je werd alleen afgerekend op je onderzoek. Terwijl er een roep is vanuit de maatschappij om studenten die niet goed genoeg presteren weg te sturen is er voor de kwaliteit van de docent veel te weinig aandacht.
De core business van de universiteit bestaat uit twee onderdelen, onderzoek en onderwijs. Onderwijs was en is helaas het ondergeschoven kindje. Volgens de SOG, de grootste fractie in de universiteitsraad van de Rijksuniversiteit Groningen, komt dit mede omdat universiteiten geen aandacht besteden aan de meting van prestaties van docenten. De kwaliteit van de opleiding wordt alleen gecontroleerd op opleidingsniveau. Maar de invloed van die ene docent die ongeïnspireerd voor een collegezaal staat te mompelen of van die docent die alle studenten voor dat moeilijke vak weet te boeien en te motiveren is lastig te meten.
Ook de docenten en beleidsmedewerkers zouden graag meer aandacht zien voor het onderwijs. Als je een goede docent niet waardeert dan is er ook weinig motivatie om je te ontwikkelen tot deze topdocent. Daarom heeft de SOG-fractie een voorstel uitgewerkt voor het College van Bestuur om iedere docent, tot de hoogleraar toe, via een 360 graden meetsysteem te evalueren en op basis van die resultaten de docent te helpen om zich te ontwikkelen tot een goede of misschien wel topdocent.
Dit is veel ingrijpender dan de paar basisvaardigheden die de BKO voorstelt, met een paar cursussen als je aangesteld wordt als docent. Het is een goed begin, maar je moet de docent blijven stimuleren om zich te ontwikkelen, zo blijft het vak interessant. Maar dit kan alleen als je die ontwikkeling ook meet, van gewoon docent tot hoogleraar.