Innovatie
Nieuwe methode moet literatuuronderwijs verbeteren
Theo Witte promoveert op 29 mei aanstaande met zijn onderzoek over literatuuronderwijs aan de Rijksuniversiteit Groningen. Witte onderzocht de staat van het literatuuronderwijs in Nederland door met docenten te spreken, naar het niveau van leerlingen te kijken en het literaire canon onder de loep te nemen. Hij ontdekte dat er veel onduidelijkheid bestaat over de keuze van de literaire werken die leerlingen moeten lezen. Daarnaast blijkt de vermeende negatieve houding van leerlingen over literatuur in de praktijk best mee te vallen. De nieuwe methode van Witte komt neer op een zestal competentieniveaus, waaraan de literaire kennis van leerlingen getoetst kan worden.
Leestijd: 1 minuut
Om de kwaliteit van het literatuuronderwijs te verbeteren pleit Witte voor een landelijke catalogus waarin zo’n tweehonderd boeken worden opgenomen. In deze catalogus moeten de zes niveaus vertegenwoordigd zijn en zal over elk boek letterkundige en didactische informatie voor de docent bevatten. ‘Natuurlijk kun je hierop als commentaar geven dat de docent zo in zijn of haar keuze wordt beperkt, maar dat is geenszins het geval’, meent Witte. ‘Een dergelijke catalogus biedt docenten juist veel houvast en is bovendien een toegankelijke, betrouwbare en inspirerende gids voor leerlingen.’
Vaak wordt gedacht dat leerlingen een negatieve houding hebben ten opzichte van lezen. Volgens Witte valt dit in de praktijk behoorlijk mee. Vóór de invoering van de tweede fase moesten leerlingen vooral veel boeken lezen, in plaats van ze goed te begrijpen. Witte: ‘In zo’n geval leest een leerling pagina’s in plaats van een literair werk. Maar het gaat niet om de kwantiteit. Vier boeken per jaar kunnen genoeg zijn, mits het juiste boek op het goede moment gelezen wordt.’