Nieuws

Opinie | "Groningen moet geen doods openluchtmuseum worden"

Het gemeentebestuur van Groningen heeft een nieuwe maatregel aangekondigd om de kwaliteit van de binnenstad te verbeteren en om de openbare ruimte ’s nachts te verfraaien. Daarom moeten zo’n dertig vis- en bloemenkramen die een vaste standplaats hebben iedere avond hun kraam afbreken en verwijderen, waarna deze de volgende ochtend weer opgebouwd kan worden.


Leestijd: 2 minuten

Foto | Visit Groningen
Foto | Visit Groningen

Voor veel van de betrokken ondernemers is dit nieuws als een bom ingeslagen. Sommige kramen, zoals bijvoorbeeld de bloemenkraam aan het Hereplein, hebben al 20 jaar een vaste plek, waarvandaan ze 7 dagen per week, 365 dagen per jaar, bloemen aanbieden. De eigenaren van de bloemenkraam staan nu voor de bijna onmogelijke taak om deze ’s avonds af te breken en ’s morgens weer op te bouwen.

Het voorstel van B&W doet wat denken aan een pijnlijke 1 april-grap, een grapje om de spot te drijven met de wat dogmatische wijze waarop B&W, bijvoorbeeld via de reclamebelasting, de kwaliteit van de binnenstad wil verbeteren. Maar het is december, en nog lang geen 1 april, en de maatregel van B&W is geen grap.

Het voorstel van B&W is pijnlijk voor de betreffende ondernemers, maar ook onbegrijpelijk, zelfs beschouwd vanuit de blik en de ambitie van het gemeentebestuur.

Want: het gemeentebestuur, met duurzaamheid hoog in het vaandel, wil de kwaliteit van de binnenstad verhogen. Welnu: daar is op zichzelf niets mis mee. Integendeel: het is in het belang van de Groningse economie dat de kwaliteit van de binnenstad hoog blijft, en dat de stad een trekpleister wordt/blijft voor bezoekers van heinde en verre.

De vraag is alleen of maatregelen als het verwijderen van kramen ’s nachts, of het heffen van reclamebelasting, helpen om die kwaliteit en duurzaamheid te vergroten. Waarschijnlijk wordt de stad, zeker door het verbieden van bloemenkramen ’s nachts, er doodser van, en zeker niet levendiger.

Dat B&W de kwaliteit van de binnenstad willen verhogen, is prijzenswaardig. Maar een kwalitatief betere binnenstad is iets heel anders dan een steriele binnenstad, die misschien voldoet aan stedenbouwkundig of architectonisch hoogwaardige normen, maar waar te weinig leven in de brouwerij is. Groningen moet geen openluchtmuseum worden, en ook niet sterven in schoonheid.

Daar komt nog iets anders bij. Het college van B&W wil dat Groningen een van de meest duurzame steden van Nederland wordt, hetgeen nu bij lange na nog niet zo is. Er zijn velen in Groningen die dat een interessant idee vinden, en daaronder ook veel ondernemers. Het zou, om die hoge ambitie te halen, goed zijn wanneer er een totaalplan zou komen voor de verduurzaming van de stad, een soort ‘green-deal’ op stadsniveau. Daar zouden dan alle partijen een bijdrage aan kunnen leveren.

Het is spijtig dat het stadsbestuur nu solistisch opereert, en ver voor troepen uit marcheert, in plaats van samen met andere partijen, zoals de ondernemers, de kar van de verduurzaming van Groningen probeert te trekken. Zo’n grote operatie lukt alleen in samenwerking met andere partijen die er samen de schouders onder willen zetten.

Door Hans de Preter