De afgelopen tweehonderd jaar zijn steeds meer mensen gaan lijden aan obesitas en een aantal typische westerse welvaartsziekten zoals hart- en vaatziekten, diabetes, sommige soorten kanker en osteoporose. Volgens Frits Muskiet, hoogleraar Pathofysiologie en Klinisch Chemische Analyse aan de Rijksuniversiteit Groningen, wordt deze explosieve stijging veroorzaakt doordat onze genen nog uit de oertijd stammen en niet goed aangepast zijn aan onze huidige omgeving.
160.000 jaar geleden leefden onze voorouders als jagers-verzamelaars in Oost-Afrika. Hun genen waren perfect aangepast op die Afrikaanse omgeving. Sinds die tijd is er veel gebeurd. We gingen landbouw bedrijven; onze welvaart groeide langzaam en gestaag en vanaf de industriële revolutie explosief. Maar, stelt Muskiet, onze genen zijn in die tijd nauwelijks mee veranderd. ‘Onze genen veranderen gemiddeld met een snelheid van ongeveer 0,5% per miljoen jaar. Onze genetische bouw is dus min of meer hetzelfde gebleven.’
Doordat onze genen uit de oertijd niet goed aangepast zijn op onze huidige omgeving, ontstaan er conflicten. ‘Vanwege onze evolutionaire achtergrond zijn we bijvoorbeeld zuinig met energie. We eten daarom het liefst zoveel mogelijk en zijn van nature lui, want er kon vroeger zomaar een hongersnood uitbreken.’ In de huidige dikmakende omgeving met weinig fysieke activiteit leidt dit ‘zuinige genotype’ tot obesitas. Muskiet denkt dat veel van onze westerse welvaartsziektes verklaard kunnen worden uit conflicten met ons oergenoom. Daarom is het van belang te weten wat onze voorouders precies aten. ‘Dat kan gereconstrueerd worden via de archeologie, antropologie, vergelijkende anatomie, (patho)fysiologie en genetica. Zo blijkt uit archeologische vondsten dat we vooral dicht bij zoet water leefden en veel vis, schelpdieren, eieren, groente en fruit aten.’
Volgens Muskiet hoeven we niet precies dezelfde dingen te consumeren als een oermens als we langer gezond willen blijven. ‘Ik zeg niet dat we rauw vlees of allerlei knollen moeten gaan eten.’ Wel constateert Muskiet een aantal ‘fouten’ in onze huidige voeding als hij kijkt naar het eetpatroon van onze voorouders. ‘Er is o.a. een disbalans tussen het aantal eiwitten, vetten en koolhydraten dat we eten. We krijgen veel te veel koolhydraten binnen. Maar daar zijn we niet op gebouwd. Voor de ontwikkeling van de landbouw aten we nagenoeg geen koolhydraten uit granen. Vooral de ‘snelle’ koolhydraten zijn slecht, omdat ze een hongergevoel veroorzaken.’
Ook eten we teveel transvetzuren (deze ontstaan vooral bij het harden van vetten). ‘Deze vetzuren komen in de natuur nagenoeg niet voor en veroorzaken volgens scenario’s van het RIVM meer doden dan het verkeer. Wat mij betreft zouden ze verboden mogen worden.’ Ook zouden we meer visolie kunnen gebruiken. Bovendien krijgen we te weinig vitamine D en foliumzuur binnen. ‘Bijna alle Nederlanders hebben een vitamine D tekort. Dat leidt tot een verhoogd risico op diverse ziektes, waaronder osteoporose.’
Muskiet vindt dat er weinig aandacht is voor omgevingsfactoren (zoals voeding) bij het onderzoek naar het ontstaan van ziektes. ‘Er is een overdreven belangstelling voor de genetica in de geneeskunde. Minder dan vijf procent van de ziektes heeft een puur genetische basis.’ Het overgrote deel wordt veroorzaakt door de omgeving, waarbij ons erfelijk materiaal een secundaire rol speelt. ‘Als ik een pot met zwavelzuur leegdrink en dood neerval, geeft niemand de schuld aan mijn genoom.’ Omdat dergelijke acties nooit voorkwamen, heeft de evolutie ons niet uitgerust met genen die voorkomen dat we hieraan doodgaan.
‘Waarom zien we de analogie hiervan niet met het eten van teveel verzadigd vet of te weinig vis? Diegenen die in genetische zin het meest gevoelig waren voor onze verandering van de omgeving zijn het eerst ziek geworden en bij voortdurende verandering worden we uiteindelijk allemaal ziek.’