Leefbaarheid en krimp zijn belangrijke thema’s anno 2011. Het Noord-Groninger platteland is een van de krimpregio’s waar bestuurders sinds enige jaren zorgelijk naar kijken. Wat weinig mensen weten, is dat dezelfde onderwerpen de bestuurders en bewoners van Noord-Groningen vijftig jaar geleden ook al sterk bezighielden. Destijds trokken jonge landarbeiders weg naar andere regio’s waar zij een beter leven konden opbouwen, bijvoorbeeld naar ‘de grote werkstad’ Rotterdam, naar de toen nog splinternieuwe Noordoostpolder of zelfs naar Canada.
Hoewel de werkgelegenheid in de landbouw ten opzichte van eind jaren vijftig is afgenomen, telt deze sector in Noord-Groningen nog steeds zo’n 11% van het totale aantal banen. Hiermee is de landbouw de op drie na grootste sector qua werkgelegenheid. Noord-Groningen is dus nog steeds een belangrijk agrarisch gebied. De afgelopen tien jaar is de werkgelegenheid zelfs licht gegroeid en deze jaren hebben in het teken gestaan van schaalvergroting.
Als het aan de landbouwers in Noord-Groningen ligt, staan ook de komende jaren in het teken van uitbreiding en groei. Het gaat hier dan vooral om uitbreiding van de bestaande activiteiten. Noord-Groningen is een gebied waar vooral aardappelen, graan en suikerbieten worden verbouwd en melkvee wordt gehouden. Landbouwers in het gebied zijn niet van plan het roer compleet om te gooien met nieuwe teelten en dieren en zij verwachten ook niet dat collega’s dat zullen doen. Zij willen juist sterk inzetten op wat zij altijd al doen en waar zij goed in zijn. Kennis, vakmanschap en goede ondernemers zijn dan ook zaken die als sterk punt van de landbouw binnen het gebied worden genoemd.
De groei van het bedrijf is belangrijk voor landbouwers in Noord-Groningen. Landbouwers met grotere bedrijven beoordelen de omvang van hun bedrijf vaker als positief en zij geven ook vaker aan dat de hoofdactiviteit van hun bedrijf, landbouw, voldoende inkomsten oplevert. Opvallend is dat maar liefst een vijfde van de agrarische gezinnen moeilijk rond kan komen van de landbouwactiviteiten. Een veel grotere groep, namelijk 56%, heeft dan ook inkomsten uit andere activiteiten als een baan van een partner (33%), een baan van het bedrijfshoofd zelf (11%) en verbrede niet-agrarische landbouw (8%). Daarnaast heeft nog eens 20% inkomsten uit activiteiten als bestuurswerk, handel en natuur-/vogelbeheer.
De afgelopen jaren is men sterker in gaan zetten op verbrede niet-agrarische landbouw. Dit heeft echter nog voor lang niet iedereen geleid tot extra inkomsten op dit gebied. Wat betreft extra inkomsten ziet men vooral kansen in duurzame energieproductie, en dan met name in windenergie.
Kansen voor het gebied ziet men ook in de ruimte en schaalvergroting. Knelpunt in deze is het provinciale landbouwbeleid. Door regelgeving ten aanzien van de intensieve veeteelt en nabijgelegen natuurgebieden zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor sommige boeren beperkt. De natuur en de overheid worden dan ook als grootste bedreigingen voor de landbouw in Noord-Groningen gezien.
Al met al is men toch heel optimistisch over de toekomst. Slechts 5% ziet de toekomst van het eigen bedrijf somber tegemoet en wat betreft de toekomst van de landbouw in Noord-Groningen is dit nog minder, namelijk 3%. Er is dan ook een aantal goede randvoorwaarden aanwezig. Naast bovengenoemde punten als de ruimte in het gebied, kennis, vakmanschap en goede ondernemers, worden de verkaveling, de goede grond en het geschikte klimaat geprezen.