Sommige van die leveranciers worden erkend als ‘corpsleveranciers’: lokale ondernemers – vaak met een eigen identiteit of ambacht – die niet alleen waardevol zijn voor het commerciële aspect van Vindicat, maar ook – of júist – voor het voortbestaan van de tradities en de cultuur van de vereniging. Corpsleveranciers mogen het corpswapen in hun zaak hangen, krijgen een bul en worden minimaal eens per jaar uitgenodigd op ‘de Kroeg’ voor een leverancierslunch. Dat meldt de Groninger Ondernemers Courant.
“Met het corpsleverancierschap spreken we als vereniging uit dat we de leverancier – die vaak al jaren leverancier is – waarderen”, legt Adriaan Zoetmulder uit, de rector van het afgelopen academische jaar. “We binden onze namen aan elkaar, en dat betekent ook dat wij geen vergelijkbare producten bij andere leveranciers afnemen.”
Sinds de oprichting van Vindicat in 1815 hebben tal van leveranciers de naam corpsleveranciers gedragen. Onder andere een sigarenhandel, een makelaardij en een boekhandel zijn de revue gepasseerd. Momenteel heeft de vereniging vier corpsleveranciers. We spraken ze over wat ze voor de vereniging doen, waarom ze dat doen en hoe ze dat ervaren.
Goud- en zilversmid Atelier Cees Wolf: “Mijn vader en ik werden geridderd tot corpsleverancier”
Al zo lang als hij het zich kan herinneren, wilde Arthur Wolf (47) smid worden. Als klein jongetje zag hij zijn vader in de zaak en dacht hij: dit wil ik later ook. En zo geschiedde. Waar vader Cees de zaak in 1970 opende, werken vader en zoon er inmiddels al 24 jaar samen als goud- en zilversmid.
Wat dat werk zo leuk maakt? “Dat je van niets iéts maakt. Het begint met een materiaal en een wens van de klant, en uiteindelijk wordt dat een mooi voorwerp of een sieraad.” Arthur laat zien waar hij momenteel aan werkt: een kapotte zegelring. “De eigenaar wil er een slangenring van maken. Zo houdt oud goud zijn waarde en wordt het voor de eigenaar ervan alleen maar waardevoller. Dat vind ik het allermooist.”
Aan de muur in de zaak prijkt het wapen van Vindicat, eronder een ingelijste bul, het bewijs dat Wolf een corpsleverancier is. “Mijn vader en ik kregen onze bul in 2011. We werden toen officieel geridderd tot corpsleverancier. Daarvoor werkten we al jaren samen met de vereniging.”
Er komt van alles voorbij aan werkzaamheden voor de twee. “We maken onder andere senaatspenningen, manchetknopen en kettinghangers. En er komen ook veel kapotte spullen binnen. Of spullen die gestolen zijn. Ik heb weleens een zilveren beker gemaakt die een gestolen exemplaar moest vervangen.”
Grafisch ontwerpbureau MOTTOW: “Mijn bul heb ik zelf ontworpen”
“Minder is meer”, is het motto van grafisch vormgever Martijn Wolf (51), eigenaar van MOTTOW. “Ik vergelijk mijn werk altijd met het zetten van espresso”, legt hij uit. “Koffie en water. Minder kan niet, meer heb je niet nodig om iets heerlijks te creëren.”
Na jarenlang op de marketingafdeling van de Apple-winkels in Noord-Nederland te hebben gewerkt, begon Martijn in 2012 voor zichzelf onder de naam MOTTOW, vernoemd naar zichzelf: Martijn Otto Wolf. In 2017 nam hij de werkzaamheden van drukkerij Weis over, waar hij destijds al ontwerpwerk voor deed.
Sinds een jaar of drie is Martijn corpsleverancier, net als zijn vader en broer van Atelier Cees Wolf. Martijn verzorgt al het officiële drukwerk. “Uitnodigingen voor feesten, diners en constitutieborrels, maar ook de oorkondes voor nieuwe leden, het gaat het hele jaar door.” Ook zijn eigen bul heeft hij zelf ontworpen. “Al moet ik hem nog wel officieel krijgen.”
“Het zijn nette studenten”, vindt Martijn, “en makkelijk in de omgang ook.” Al zijn ze soms wel wat last-minute. “Laatst stond er twee keer ‘dessert’ op het menu, waarvan eentje het ‘hoofdgerecht’ moest zijn. Daar kwamen ze een dag voor het diner achter. Dat heb ik toen buiten werktijd nog aangepast. Ik kon moeilijk zeggen: eet maar twee keer een toetje.”
Erg vindt hij het niet, “want ze doen zelf ook nooit ergens moeilijk over.” Bovendien – mocht het echt heel lang duren voor hij zijn bul krijgt – kan hij hem altijd zelf nog laten drukken.
Wijngroothandel Barrel: “Studenten drinken moderner”
1200 wijnen staan er op de kaart bij Barrel Wijnlokaal. Uit alle windstreken en van alle druiven, variërend van 16 tot 6000 euro voor een fles. En toch kan eigenaar Martijn Fernhout (46) een lievelingswijn noemen. “Veel mensen slaan Duitse wijnen over, omdat ze denken dat het zoete wijnen zijn, maar een goede, droge, Duitse Riesling kan ik echt aanraden.”
Martijn is sinds 2013 eigenaar van de enige wijnbar van Groningen, een wijngroothandel én – sinds 2018 – een wijnwinkel. Vorig jaar heeft hij Barrel samengevoegd met het bedrijf van zijn vrouw Inge. “Het heet nu officieel Barrel Cook-Ing vof. In de praktijk houdt het vooral in dat we samen dingen kunnen doen, zoals workshops, diners en proeverijen verzorgen in combinatie met wijn.”
Barrel levert sinds 2015 de wijnen voor speciale gelegenheden van de vereniging: diners, bijeenkomsten en andere feestelijkheden. Of ze een beetje smaak hebben, die Vindicaters? “Over het algemeen wel ja, maar ik geef ze ook advies. Ik kijk naar de gerechten op de menukaart en stel daar samen met de Primus een wijnkaart bij op.” Wat Martijn vooral opvalt is dat de studenten ‘moderner drinken’ dan zo’n twintig jaar geleden. “Toen waren het nog vooral klassiekere wijnen als Chablis. Nu maken die namen minder uit.”
Sinds vorig jaar september is Martijn corpsleverancier. “Mijn vrouw lokte me mee naar de Kroeg en daar bleek het te gaan om de jaarlijkse leverancierslunch. Ik werd verrast met mijn corpsleverancierschap.”
De meerwaarde ervan zit hem voor Martijn in het uitspreken van de samenwerking. “De vereniging wordt vaak benaderd door andere wijnleveranciers die een voet tussen de deur willen. Nu Barrel corpsleverancier is, is onze positie zekerder.”
Quercus Antiekrestauratie: “We maken alles hufterproof”
Al veertig jaar werken ze samen, Hans (71) en Roelie (64) de Jong. Hans richtte Quercus Antiekrestauratie op in 1983, toen zijn toenmalige werkgever met zijn bedrijf van Groningen naar Amsterdam verhuisde. Die had hem wel gevraagd om mee te gaan, maar “als je in Noordlaren woont, ga je toch niet naar Amsterdam?” En dus begon hij zijn eigen restauratiebedrijf, voor “alles waar hout aan zit”.
Roelie verzorgde eerst voornamelijk de administratie, maar in de loop van de tijd leerde ze steeds meer van haar man. Sinds 1990 helpt ze fulltime mee. Rond de eeuwwisseling kwam het stel via een van hun klanten in contact met Vindicat, en sinds 2014 is Quercus corpsleverancier. Want kapot gaat er genoeg, bij Vindicat. Tafels, stoelen, banken, wapens: “We maken zoveel mogelijk ‘hufterproof’.”
Afgelopen najaar moesten de twaalf senaatstoelen worden gerepareerd. “Wat een ellende”, blikt Hans terug. Om te voorkomen dat de stoelen uit elkaar zouden vallen, moesten ze helemaal uit elkaar worden gehaald en met een nieuw geraamte weer in elkaar worden gezet. Roelie: “Ik heb per stoel vijf lagen stof en 2500 nietjes verwijderd.”
Maar het is niet alleen restauratie dat Quercus voor Vindicat doet. Toen de vereniging in 2014 naar hun nieuwe pand verhuisde, vroegen de studenten Hans en Roelie om twee zalen van fijn houtwerk te voorzien. In twee weken tijd – “op z’n students” – maakte het stel een plan voor een spiegelzaal en de SOL-zaal (Stichting Oud-Leden), om vervolgens de hele zomervakantie aan de slag te gaan met de betimmeringen. Toen er in september weer Vindicaters op de Kroeg te vinden waren, was het stel bezig met de afwerking. Roelie: “Hartstikke leuk om eens met jonge mensen te werken, en iedereen was bereid ons te helpen als dat nodig was.”
Ook Hans is te spreken over het contact. “We behandelen elkaar met waardering en staan snel voor elkaar klaar. We hoeven alleen niet te proberen om voor 10 uur te bellen, dan zijn ze nog niet wakker.”