“We bakken hier 11.000 koeken per week. Daarvoor gebruiken we nog steeds het recept van mijn opa,” vertelt Edwin Knol, de derde generatie bakkers. Zijn opa Egge Knol nam in 1923 een brood-, koeken banketbakkerij aan het Zuiderdiep over. Die overname vormde het begin van een nieuw tijdperk, want nu, honderd jaar later, bestaat de bakkerij nog altijd met kleinzoon Edwin aan het roer.
Tijd voor een groot feest zou je zeggen. “Ik ben een echte Groninger. Ik ben vrij nuchter,” zegt Knol lachend. Toch laat hij het jubileum niet zomaar aan zich voorbijgaan. “We willen in het najaar een aantal open dagen organiseren om aan het publiek te laten zien hoe we de Groninger koeken maken. Dat is toch wel echt het leukste van ons werk. En ook iets waar ik toch wel een beetje trots op ben.”
Knol staat dan ook het liefst zelf in de bakkerij. “Ik doe het al veertig jaar en nog altijd met plezier. Mensen vragen zich weleens af of het niet eentonig is, maar dat vind ik niet. En wat het voor mij extra bijzonder maakt, is dat zowel mijn opa als mijn vader hier hebben gelopen.”
Als 16-jarige, vers van de MAVO, wist hij het al: hij wilde koekenbakker worden. “Ik was de enige van zes kinderen die de bakkerij over wilde nemen. Toch wilde mijn vader eerst zeker weten of dit echt was wat ik wilde. Daarom heb ik de School voor Brood en Banket afgerond en samen met mijn vader in de bakkerij gewerkt. Na een jaar samen te hebben gewerkt in een VOF wist mijn vader genoeg: hij kon zich met een gerust hart terugtrekken.”
Brand
Ondanks het plezier bij Edwin Knol is het niet helemaal vanzelfsprekend dat bakkerij 100 jaar na opening nog bestaat. “In 2011 en 2018 hebben we brand gehad. Na de tweede keer ben ik toch wel even goed gaan nadenken. Wat ga ik doen met de bakkerij? Uiteindelijk heb ik besloten om tóch door te gaan. Ik ben al zo lang koekbakker. Hier ligt mijn hart. Na die laatste brand heb ik tegen mezelf gezegd: ik ga die honderd jaar vol maken.”
Koninklijke Knol’s Koek?
Voor bedrijven die honderd jaar bestaan, is het mogelijk om het predicaat Koninklijk aan te vragen. De aanvraag loopt inmiddels, maar eenvoudig is het niet. “We moeten met het papierwerk dat niet verloren is gegaan tijdens de branden bewijzen dat we echt in 1923 begonnen zijn, dat er geen vreemde dingen gebeurd zijn tijdens de oorlog, dat er geen sprake is van een crimineel verleden en dat de boekhouding in orde is.” En als dat allemaal goed gaat, spreken we in de toekomst wellicht over de Koninklijke Knol’s Koek.