Dit consortium van onderzoeksgroepen van drie Universitaire Medische Centra ontvangt een subsidie van 7,5 miljoen euro van CTMM (Center for Translational Molecular Medicine). De subsidie is bestemd voor een groot onderzoek naar prostaatkanker, waarvoor in totaal 15 miljoen euro beschikbaar is. Het onderzoek richt zich vooral op nieuwe biomarkers die de diagnose prostaatkanker beter mogelijk maken en de agressiviteit van de ziekte beter voorspellen.
Ook probeert het onderzoek een methode te vinden die uitzaaiingen nauwkeuriger zichtbaar kan maken en de effecten van de behandeling sneller weer kan geven. Het onderzoek staat onder leiding van Erasmus MC en Universitair Medisch Centrum Groningen; ook UMC St Radboud en het NKI zijn betrokken bij het onderzoek, dat in totaal elf partners kent. Het onderzoek duurt 5 jaar en start eind 2009.
Prostaatkanker is in Nederland bij mannen de meest voorkomende vorm van kanker en één van de belangrijkste kanker-gerelateerde doodsoorzaken. De ziekte wordt steeds vaker vastgesteld doordat mannen zich laten screenen op prostaatkanker door middel van een test die het bloedgehalte van prostaat-specifiek antigeen (PSA) meet. Als de tumor zich beperkt tot de prostaat, kan prostaatkanker genezen door operatieve prostaatverwijdering of bestraling. Uitzaaiingen in het bot zijn een vergevorderd stadium van prostaatkanker; dit kan alleen palliatief behandeld worden. Het nieuwe onderzoek, Prostate Cancer Molecular Medicine (PCMM) genaamd, richt zich op twee belangrijke klinische vraagstukken: het verminderen van overdiagnose en overbehandeling van prostaatkanker en het beter meten van effecten van therapie bij vergevorderde prostaatkanker.
Minder overdiagnose en behandeling door nieuwe biomarkers
De diagnose prostaatkanker wordt gesteld op basis van een biopt, waarbij gekeken wordt of er kankercellen aanwezig zijn in de prostaat. In de meeste patiënten wordt dit biopt uitgevoerd omdat de bloedspiegel van PSA verhoogd is. Dit leidt echter ook tot overdiagnose, omdat PSA ook bij andere aandoeningen zoals een goedaardige prostaatvergroting verhoogd is. Bij een groot aantal mannen dat zich laat screenen, wordt daarom onnodig een biopt uitgevoerd. Daarnaast is PSA een slechte voorspeller van de agressiviteit van een prostaattumor. Omdat PSA slecht onderscheid kan maken tussen onschuldige en agressieve tumoren, wordt een deel van de patiënten onnodig geopereerd of bestraald. Er is dan ook een sterke klinische behoefte aan nieuwe biomarkers naast PSA; hiermee kan overdiagnose en overbehandeling verminderd worden bij mannen die zich laten screenen op prostaatkanker. In het onderzoek wordt met innovatieve methoden in bloed, urine of weefsel gezocht naar nieuwe biomarkers die kunnen bijdragen aan een betere diagnose en voorspelling van agressiviteit van prostaatkanker.
Nieuwe imaging-technieken
Het onderzoek richt zich verder op het beter meten van effecten van therapie bij vergevorderde prostaatkanker. De bloedspiegel van PSA wordt ook gebruikt om te bepalen of de prostaattumor reageert op een behandeling. Vooral in vergevorderde prostaatkanker is PSA minder geschikt om vast te stellen of de behandeling effect heeft op uitzaaiingen. Artsen hebben daarvoor een methode nodig die uitzaaiingen zichtbaar kan maken (imaging). Vernieuwende en nauwkeurige imaging-technieken worden in het onderzoek ontwikkeld die al vroeg tijdens behandeling een mogelijk effect op prostaatkankercellen in het gehele lichaam zichtbaar kunnen maken. In de toekomst wordt hiermee tijdige aanpassing van het behandelplan op individuele basis mogelijk.
Deze studies zijn mogelijk omdat Nederlands een aantal unieke prostaatkanker-biobanken heeft, die door dit onderzoek verder uitgebreid gaan worden. De verwachting is dat PCMM-onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit van leven van een groeiend aantal mannen met prostaatkanker.