Juridische houtje-touwtje-knutselconstructie
“Toen het coronavirus in alle hevigheid om zich heen begon te grijpen, werd snel duidelijk dat het noodrecht voor de infectieziektebestrijding niet toereikend was om deze gezondheidscrisis het hoofd te bieden. Hierin stond geregeld hoe om te gaan met (potentieel) geïnfecteerden: quarantaine en isolatie. Bij deze uitbraak bleek echter dat juist het gezonde deel van de bevolking moest worden beschermd.
“In allerijl werd het gemeentelijk noodrecht aangegrepen om winkels en horeca te sluiten, anderhalvemetermaatregelen op te leggen en samenkomsten te verbieden. Het gemeentelijk noodrecht, dat stamt uit 1851, is echter bedoeld voor lokale en kortstondige rampen en openbare-ordeverstoringen. Nu werd het bijna negen maanden landelijk ingezet totdat de tijdelijke Coronawet werd aangenomen. Die voorzag alle maatregelen van de vereiste nationale wettelijke basis.
“Niet snel daarna werd ook nog een avondklok ingevoerd, een verregaande beperking van de bewegingsvrijheid van mensen, destijds bedoeld voor tijden van oorlog. Dit gebeurde op basis van weer een andere juridische grondslag uit het staatsnoodrecht. Het was al met al dus een lappendeken van juridische houtje-touwtje-knutselconstructies om deze crisis het hoofd te bieden.”
Onnodige complexiteit vermijden
“Op dit moment is men in Den Haag bezig met aanpassingen aan het staatsnoodrecht, maar die zijn mijns inziens niet verregaand genoeg, en onnodig complex. Het infectieziektebestrijdingsrecht is al aangepast, maar enkel om eenzelfde ziekte als corona aan te pakken. Toekomstige crises of rampen kun je echter nooit volledig voorspellen of voorzien, laat staan overal een precieze wet voor maken.
“Een simpel voorbeeld is dat men naar aanleiding van de coronacrisis kijkt hoeveel ic-bedden er beschikbaar zouden moeten zijn, maar wat als je met een ander soort pandemie te maken krijgt, waarvoor bijvoorbeeld nierdialyse-apparatuur nodig is? En wat doe je bij een grootschalige digitale aanval, of langdurige onderbrekingen van de stroomvoorziening? Crises, hun verloop en de noodzakelijke maatregelen zijn vaak onvoorspelbaar. Dan heb je niks aan hele specifieke wetten.”
Gemeentelijk noodrecht als voorbeeld
Wierenga pleit ervoor om bij de herziening van het staatsnoodrecht voor nationale rampen goed te kijken naar het gemeentelijk noodrecht. “Dat de wetgever teruggreep op een oude maar zeer effectieve lokale wet geeft al aan dat we bij de herziening van het staatsnoodrecht ons daardoor zouden moeten laten inspireren.
“In het gemeentelijk noodrecht zijn de bevoegdheden duidelijk, evenals de controle op deze bevoegdheden. Het betreft een zeer flexibele bevoegdheid, waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten crises of rampen die een gemeente of regio kunnen treffen. Bij ernstige wanordelijkheden of rampen kan de burgemeester alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar.
“Maak van de kern van het staatsnoodrecht ook een open en flexibele bevoegdheid. Regel duidelijk wie die bevoegdheid heeft, bijvoorbeeld de minister van Veiligheid en Justitie. Toezicht ligt dan bij het parlement, zowel bij de Eerste als Tweede Kamer. Op die manier kun je snel schakelen, en is het voor de bevolking duidelijk wat er van hen wordt verwacht. Het kan levensreddend zijn bij bepaalde calamiteiten of rampen, ook de onvoorzienbare.”
Parlementaire enquête moet er komen
“Het is belangrijk dat de voorgenomen parlementaire enquête naar de coronacrisis plaatsvindt. Kijk daarbij vooral naar wat we van die crisis kunnen leren voor de toekomst. Een eerste les is wat mij betreft aldus dat toekomstbestendig en toereikend staatsnoodrecht nodig is. Dan heb je bij toekomstige nationale of internationale crises een stevige juridische gereedschapskist waar je uit kunt putten. Ik ben van mening dat juist nu – in vredestijd – een grondige herziening noodzakelijk is, zodat je als overheid klaar bent om een volgende crisis het hoofd te bieden.”