Voor het begin van de hengelsportzaak moeten we terug naar 1920. Het was de opa van Franzen, Titus Blom, die destijds nog in de Kijk in ’t Jatstraat een tabakszaakje begon, waar hij ook wat visspullen (‘van die bamboe hengeltjes nog’) verkocht. Een echte hengelsportwinkel werd het pas na de verhuizing naar de huidige locatie, de Astraat, in de jaren ‘50. Franzen groeide op in de woning boven de winkel.
Hij heeft de straat en ook de omgeving afgelopen decennia dan ook enorm zien veranderen. “Vroeger had je bij de Westerhaven nog een grote bushalte. Op zaterdag kwamen daar busladingen vol met bezoekers, allemaal uit de provincie. Via de Astraat krioelden ze zo de binnenstad in, allemaal bij mij voor de deur langs, over toen nog een heel smal stoepje.” De bussen zijn ondertussen uit de binnenstad verdwenen, en daarmee ook de bushalte. Maar dat is niet het enige: “Veel dorpen en kleinere steden in de regio hebben nu ook een winkelcentrum. Er is vaak geen reden meer om naar de stad te gaan.”
Weinig in de binnenstad mag dan bij het oude zijn gebleven; vissen is onveranderd populair, zegt Franzen. “Als het gaat om de meest beoefende sporten staat voetbal bovenaan, maar de vissport is een goede tweede.” De ondernemer wijst op de Hengelsportfederatie die elk jaar zo’n 700.000 vispassen uitgeeft.
En dat is goed nieuws voor Franzen, die over klandizie niet echt klagen heeft. “We zitten hier natuurlijk middenin het centrum dus er komen veel mensen voorbij. Veel toeristen ook. Amerikanen, Noren, Canadezen, vooral veel Duitse klanten weten de stad goed te vinden. Franzen noemt het opvallend dat de gemiddelde klant steeds jonger wordt. “De oudjes verdwijnen. De meeste klanten zijn nu tussen de 12 en 40 jaar.” Met name de jongste hengelaars vinden veel rust in het vissen, hoort hij wel van zijn klanten. “Jonge jongens, al dan niet met een ADHD-rugzakje. Ze vinden het fantastisch. Als er iets is waar je rustig van wordt, is het vissen.”
Na al die jaren is Franzen nog steeds blij met z’n plek aan de Astraat. “Het is een heel levendig stukje van de stad. Wandelaars, fietsers, scooters, er komt van alles voorbij en er is altijd wat te zien.” Wel jammer vindt hij het dat het aanbod in de straat zo uniform is geworden: weinig winkels, veel horeca. “Ik noem het hier weleens ‘klein Azië’, zoveel buitenlandse eettentjes zitten hier in de straat. Terwijl er eigenlijk nog maar een paar winkels zitten: Droppie, Mannenmode, de kaaswinkel, muziekzaak Westerhaven, kappers en Titus Blom hengelsport dus.”
En ook Franzen en zijn zaak zitten er niet voor eeuwig. “Ik denk dat deze winkel over tien jaar niet meer bestaat. Ik ben nu 66. Wie moet de zaak straks van me overnemen? Ik kan wel gaan zoeken naar een opvolger, maar de detailhandel is bij banken niet populair; de vraag is of een opvolger überhaupt de financiering rond zou krijgen.” Enorm jammer, vindt hij, maar realistisch is hij ook: “Voor heel veel kleine winkeltjes is het komende jaren afgelopen. Dat tij is niet meer te keren.”
Franzen denkt in ieder geval voorlopig nog niet aan stoppen. “Zolang ik het leuk vind, ga ik door. ’s Zomers heb ik hier sowieso heel erg naar mijn zin, dan is er veel aanloop, maar in de winter verveel ik me nog weleens. Maar goed, ik zit onder andere in het bestuur van het Waterschap dus ik kom de dagen wel door.”
Zo aan het staartje van zijn carrière besloot Franzen toch nog maar lid te worden van de GCC, dat was hij in al die jaren niet geweest. “Ik vind het leuk en belangrijk om mee te praten over alle ontwikkelingen in de binnenstad. Ik heb een hoop ervaring, weet onderhand wel hoe alles reilt en zeilt hier in de stad. Wie weet kan ik jonge ondernemers daarmee nog eens van dienst zijn.” Waar hij zich nog wel hard voor zou willen maken? Meer groen in de binnenstad. “Kijk hier om de hoek, de Westerhaven, een en al steen. Er moet veel meer groen komen, veel meer bomen ook. Dat is ook goed tegen hittestress.”
Dit artikel verscheen eerder in de Cityscoop, het magazine van de Groningen City Club (GCC).