Sinds 2015 bieden het Hartcentrum en Revalidatiecentrum van het UMCG hartpatiënten een op maat gemaakt trainingsprogramma aan. Zij ondergaan hierdoor zo fit mogelijk hun operatie; prehabilitatie heet dit. Binnen een week na de operatie gaan ze verder met het programma. Het doel is dat er minder complicaties na de operatie optreden en minder her-operaties nodig zijn. Ook moet het leiden tot een betere conditie, functioneren en kwaliteit van leven van de patiënten.
Johanneke Hartog deed uitgebreid onderzoek naar het effect van dit programma. En wat blijkt? De volkswijsheid dat je bij hartproblemen alle inspanning moet vermijden en rustig aan moet doen, is volgens Hartog inmiddels erg achterhaald. Hartog: ‘Bewegen moet, altijd en overal’, zou je bijna kunnen zeggen. Ons onderzoek laat zien dat door het aanbieden van deze vorm van prehabilitatie, patiënten die een hartoperatie moeten ondergaan, volledig veilig kunnen bewegen en trainen. Ook voor patiënten die een echt zware hartoperatie moeten ondergaan. De trainingen zijn zeer goed begeleid, er hebben zich nooit hartincidenten met patiënten voorgedaan.’
Patiënten voelen zich beter
Hartog heeft voor haar onderzoek de gegevens van 91 patiënten die deelnamen aan het programma vergeleken met 789 patiënten die eerder in het UMCG zonder programma een zelfde soort ingreep kregen. Ze zag bij hen een afname van het aantal hartritmestoornissen na de operatie. Hartog: ‘‘Daarnaast kunnen de patiënten zich acht weken na de operatie al meer inspannen dan voor de operatie. Dit kunnen we zien door de hartslag en belasting tijdens de fietstrainingen te meten. Wij verwachten dat ze hierdoor gemakkelijker hun dagelijkse leven weer oppakken. Dat betekent een besparing op medische en maatschappelijke kosten.’ Ook ervaart Hartog dat de patiënten minder angst voor de operatie hebben. Hartog: ‘Regelmatig zeggen ze tegen mij: ‘Ik heb wel vertrouwen in de operatie.’
Vergelijkingsonderzoek loopt nog
Tijdens haar promotie-traject heeft Johanneke Hartog het nog lopende Heart-ROCQ onderzoek uitgebreid door een groep patiënten die het programma wel of niet heeft gevolgd, met elkaar te vergelijken. ‘Ik volg nu een groep van in totaal 350 patiënten, waarvan de helft het programma doet. Bij beide groepen gaan we ook na hoe het een jaar na de operatie met ze is. Die resultaten bieden hopelijk robuust bewijs dat patiënten beter af zijn als ze het programma volgen.’ Dit onderzoek wordt in 2025 afgerond.