Cultuur & Uitgaan

Friese taal wordt beter doorgegeven dan Gronings

Het gaat beter met het Fries dan met het Nedersaksisch, de taal waar ook het Gronings onder valt. Friezen gebruiken hun taal vaker thuis, en geven de taal vaker door aan volgende generaties dan bewoners van Nedersaksische taalgebieden. Dit blijkt uit het proefschrift van promovendus Raoul Buurke.


Leestijd: 1 minuut

Buurke onderzocht het Fries en het Nedersaksisch van de afgelopen decennia. Hij verdedigt zijn proefschrift, ‘Frisian and Low Saxon in flux’ op 13 februari bij de Rijksuniversiteit Groningen.

Hoewel Nedersaksen, waaronder Groningers, hun taal minder vaak doorgeven, ziet Buurke ook lichtpunten. Zowel voor het Fries als voor het Nedersaksisch. “Er is momenteel veel interesse in streektalen vanuit de Nederlandse bevolking en overheid”, zegt Buurke. “Er wordt ook geïnvesteerd in taal- en spraaktechnologie voor deze talen.” Daarnaast is er in de toekomst aandacht voor taalvariatie als onderdeel van het shoolvak Nederlands.

Buurke heeft samen met collega’s een schatting gemaakt van hoeveel mensen Nedersaksisch of Fries gebruiken in het noorden, aan de hand van een vragenlijst die via biobank Lifelines is uitgezet. “Op basis van 38.500 respondenten is gebleken dat ongeveer 48% van de bevolking in Friesland het Fries thuis gebruikt, terwijl maar 17% van de bevolking in Groningen en Drenthe het Nedersaksisch thuis gebruikt.”

Nedersaksisch minder doorgegeven

Daarnaast geeft rond de 70% van Friessprekende ouders het Fries door aan kinderen, terwijl dat percentage voor Nedersaksisch-sprekende ouders de afgelopen 40 jaar gedaald is. Rond 1960 gaf nog zo’n 50% het Nedersaksisch door aan de kinderen, aan het begin van de 21e eeuw was dat nog maar 30%.

Schoatsen of scheuveln

Ook vindt er ‘vernederlandsing’ van het Nedersaksisch plaats. Het Groningse woord voor schaatsen is nu ‘schoatsen’, terwijl het vroeger ‘scheuveln’ was.

Volgens Buurke heeft de overheid een rol in het voortbestaan van streektalen. “De overheid kan beleid voeren om de streektaal actief te ondersteunen en om negatieve vooroordelen weg te nemen.” Maar, zo concludeert Buurke, “streektaalsprekers moeten zelf ook opkomen voor hun taal en durven te erkennen dat de taal een waardevol onderdeel is van hun identiteit en het culturele erfgoed.”