Ballering onderzocht de verschillen tussen mannen en vrouwen bij lichamelijke gezondheidsklachten die veel voorkomen, vanaf het moment dat iemand klachten krijgt tot aan de spreekkamer bij de huisarts.
Het gaat om hoofdpijn, rugpijn, spierpijn, misselijkheid en vermoeidheid, klachten die iedereen wel eens heeft, maar bij sommige mensen langer aanhouden. Ze vond grote verschillen tussen vrouwen en mannen. “Vrouwen ervaren meer en langer aanhoudende klachten dan mannen, vrouwen zoeken vaker hulp voor hun klachten, en krijgen ook andere zorg als zij naar de huisarts gaan met dezelfde klachten.”
Dat laatste vond Ballering het meest opvallend. Uit haar onderzoek blijkt dat vrouwen die zich melden met klachten minder vaak lichamelijk onderzoek, een röntgenfoto of een echo krijgen en minder vaak worden doorverwezen naar een specialist. Vrouwen krijgen vaker laboratoriumonderzoek, waarbij ze bloedprikken of urine inleveren bij de huisarts.
Minder vaak diagnose
Door deze verschillen in diagnostisch onderzoek hebben vrouwen met lichamelijke klachten een 6 procent lagere kans om gediagnosticeerd te worden met een ziekte. Zij krijgen vaker een symptoomdiagnose, zoals ‘patiënt heeft langdurig hoofdpijn’. “Klachten van vrouwen blijven dus vaker onverklaard.”
Neemt de huisarts mannen dan meer serieus? Volgens Ballering is dit niet per se zo. “Uit mijn onderzoek blijkt ook dat als huisartsen een echo of röntgenfoto maken bij vrouwen, er minder vaak een ziektediagnose uit komt. Op basis van die klinische ervaring maken huisartsen waarschijnlijk de keuze om dit soort onderzoek minder in te zetten bij vrouwen.”
Stereotypen
Maatschappelijke stereotypen en de daarbij behorende vooroordelen spelen ook een rol: men denkt dat mannen langer klachten hebben en later naar de huisarts gaan. Het zou kunnen dat huisartsen die genderspecifieke vooroordelen ook onbewust meenemen in hun werk.
Huisartsen zouden meer aandacht moeten hebben voor gender- en geslachtsverschillen, stelt de onderzoekster. Volgens Ballering is het tijd dat er onderzocht wordt of de huidige diagnostische criteria bij de huisarts nog wel accuraat genoeg zijn. Tot 20 jaar geleden was de man namelijk de norm in medisch wetenschappelijk onderzoek. “Maar een vrouw is geen aangepaste versie van een man.”