Wonen

‘Parkeergarage broodnodig, maar laat een kleine maar zitten’

Volgens Jan Dekker, universitair docent Ruimtelijke Wetenschappen R.u.G, wordt de parkeergarage onder de Grote Markt veel te klein. Hij vreest een nieuwe Willem Lodewijk Passage. Hieronder passages uit zijn Kruithuis-betoog van dinsdagavond 7 november.


Leestijd: 2 minuten

‘Een parkeergarage onder de Grote Markt lijkt noodzakelijk, hij schept potentie voor een andere, hoogwaardiger benutting van de noord- en oostwand van de Grote Markt. Elke kans voor ondergronds parkeren moet worden aangegrepen, want dit verbetert de kwaliteit van de binnenstad. Een te kleine garage kan men echter beter nalaten, in afwachting van verstandiger tijden. Dat kan enerzijds zijn het verlaten van de ambitie dat het centrum van de binnenstad dè toplokatie voor de detailhandel moet zijn. Of anderzijds als dit dan toch moet, het aanleggen van een garage met maximale capaciteit. Het opheffen van bestaande parkeergarages is onzin, de waarde van de grond daaronder is bijkans nul’Wat in het plan wordt voorgesteld heeft vrijwel geen invloed op de bereikbaarheid van de binnenstad. Fietsers en gebruikers van het openbaar vervoer kunnen na uitvoering van het plan even goed, of even slecht voor wie dat liever hoort, de binnenstad bereiken. Als er net zo veel parkeerplaatsen voor het algemene publiek bijkomen als er verdwijnen, blijft de noodzakelijke cliëntèle voor de nieuw te stichten winkelpanden weg. Wie de moeite neemt om het uit te proberen, leert dat de bereikbaarheid per auto van de binnenstad vanuit de buitengebieden (nog?) niet slecht is. Onder de verhoopte extra kopers in de winkels van het Plan-Coenen bestaat echter een heilige overtuiging, dat dit niet waar is. Wie hieraan iets wil doen moet niet alleen een parkeergarage onder de Markt bouwen, maar er daarnaast jaar in jaar uit consequent aan werken dat de routes door de stad hier naartoe, gerieflijker worden voor de automobilist.Uitvoering van het Plan-Coenen betekent heel weinig voor de stad. Mocht zijn koopgoot er komen en mislukken, dan valt deze ook weer aan de circulatie van het publiek te onttrekken. Als het ondergrondse winkelplein mislukt, moet men dat maar bij de parkeergarage trekken. Als de nieuwe winkels op het maaiveld niet te verhuren zijn voor de gedachte prijzen, dan stelt men ze maar voor veel lagere ter beschikking aan functies als die welke nu de Naberpassage gevuld houden.