Innovatie

Gronings onderzoek aan RUG: ‘ Inkomensongelijkheid in Latijns-Amerika enorm, maar niet persistent ‘

Gemeten naar westerse maatstaven is de kloof tussen arm en rijk in Latijns-Amerikaanse landen buitenproportioneel groot. De Groningse promovendus Ewout Frankema onderzocht de ontwikkeling van de inkomensongelijkheid sinds de koloniale tijd en concludeerde dat inkomensverschillen sterk hebben gefluctueerd. In tegenstelling tot wat veelal wordt aangenomen is de inkomensongelijkheid volgens Frankema geenszins persistent en bestaan er wel degelijk mogelijkheden om de kloof tussen arm en rijk te dichten. Hij verdedigt zijn proefschrift op 6 maart 2008 aan de Rijksuniversiteit Groningen.


Leestijd: 2 minuten

In zijn proefschrift vergelijkt Frankema de inkomens- en bezitsongelijkheid in Latijns-Amerikaanse landen in de periode van 1870 tot 2000. Met behulp van historisch-comparatieve en economisch-kwalitatieve methoden toont hij aan dat de ongelijkheid in deze periode varieerde en daarmee weerlegt hij het idee dat de huidige inkomensverschillen in Latijns-Amerika bepaald worden door het koloniale verleden. Frankema: “Het is niet zoals vaak in de literatuur verondersteld wordt; het was zo, het is zo, en het zal altijd zo blijven.”

Koloniale wortels

Volgens Frankema is het politieke klimaat van doorslaggevende invloed op de inkomensverschillen, maar de wortels van de inkomens- en bezitsongelijkheid liggen in het koloniale verleden. Etnische discriminatie van Indiaanse/Afrikaanse groepen door afstammelingen van de blanke kolonisten en de hiermee gepaard gaande oneerlijke landsverdeling zijn overblijfselen uit de koloniale tijd. Een van de consequenties van deze ongelijkheid is slechte onderwijsvoorziening voor armen, omdat de elite haar kinderen naar privéscholen stuurt en weinig baat heeft bij een goed publiek onderwijsstelsel. Zonder goede onderwijsmogelijkheden voor armen blijft de sociale mobiliteit in Latijns-Amerika gering.

Herverdeling en economische terugval

Volgens Frankema loopt het ongelijkheidsvraagstuk als een rode draad door de Latijns-Amerikaanse politiek. Het zijn zowel politieke als (internationaal) economische krachten die de omvang van de inkomensongelijkheid beïnvloeden. Frankema maakt duidelijk dat inkomensverschillen tot circa 1920 stegen, vervolgens daalden en rond de jaren ‘70 weer sterk zijn gaan stijgen. In de periode tussen 1920 en 1970 is sprake van herverdeling door de toenemende macht van vakbonden en linkse politieke partijen. De periode na 1975 is een periode van economische terugval, ingeleid door toenemende internationale concurrentie en een buitensporige schuldenlast. Frankema: “Als fabrieken moeten sluiten als gevolg van een economische crisis zijn het meestal de armen die als eerste hun banen kwijtraken. Ook de inflatie die de Latijns-Amerikaanse landen zwaar heeft getroffen in de jaren ’80, trof de armsten het hardst. Niet de rijken, die hun geld veilig op een Zwitserse bankrekening hebben staan.”

Armoedevraagstuk
Armoedebeleid zou volgens Frankema minder over herverdeling moeten gaan, en meer over ontwikkeling. Als Latijns-Amerikaanse landen kunnen afrekenen met het verleden door bijvoorbeeld de etnische discriminatie en de ongelijkheid in landbezit aan te pakken, zijn er volgens hem mogelijkheden om het armoedevraagstuk in de regio voortvarend aan te pakken. Frankema: “Het herverdelen van inkomen via belastingen is heel aardig op de korte termijn, maar levert op de lange termijn te weinig op. Om armoede duurzaam te bestrijden moet je mensen laten participeren in het arbeidsproces, meer investeren in de kwaliteit van het publieke onderwijs en ervoor zorgen dat “gelijke kansen voor iedereen” het uitgangspunt wordt van overheidsbeleid.”